Het regenbos is rijk aan dikke bomen. Veel mensen denken dan ook, dat de bodem waarop we tropisch regenbos vinden zeer vruchtbaar moet zijn. In de meeste gevallen, ook in het Surinaamse binnenland (incl. Tonka-eiland), is echter het tegendeel waar. De bodems in het binnenland zijn oude tot zeer oude, diep verweerde en uitgespoelde, roodgekleurde laterietbodems, rijk aan ijzer en aluminium en arm aan plantenvoedingsstoffen.
Het bos leeft voornamelijk van haar eigen afval. Een onafgebroken regen van bladeren, bloemen, vruchten, takjes, dode insecten en andere dieren daalt vanuit het bos op de bodem neer en vormt de strooisel¬laag. Ondanks die enorme aanvoer blijft de strooisellaag uiterst dun vanwege de snelle afbraak door de vele termieten (houtluizen), mieren, mestkevers, wormen, pissebedden en miljoenpoten. Ook bacteriën, en schimmels helpen de strooisel¬laag om te zetten in een dun humuslaagje waarin de voedingsstoffen voor planten beschikbaar komen. De uit de humus vrijkomende voedingsstoffen moeten echter snel door de plantenwortels opgenomen worden, anders spoelen ze met het vele regenwater weg en verdwijnen ze in de diepte, buiten het bereik van de wortels, en gaan ze voorgoed verloren voor het bos-ecosysteem.
Om zulke ‘lek-verliezen’ zoveel mogelijk te voorkomen maken planten in het regenbos veel gebruik van zgn. wortelschimmels (mycorrhiza-schimmels). Deze wortelschimmels zijn met de plantenwortels vergroeid en waaieren uit tot in de strooisel- en humuslaag van het bos. Daar breken ze het organische materiaal af tot in water oplosbare plantenvoedingsstoffen. Via hun buizensysteem van schimmeldraden transporteren ze die voedingsstoffen naar de plantenwortels. Plantenvoedingsstoffen kunnen zodoende niet met het regenwater wegspoelen. Door dit zeer efficient hergebruik (recycling) van voedingstoffen kan het bos voortbestaan.